Hindeloopen, 19 december 1981. Kerst staat voor de deur, maar in café restaurant De Hinde aan de haven van het Friese stadje, gaan de gedachten al richting de zomer. Een aantal skûtsjeschippers hebben zich in het etablissement aan een tafel gezet. Ze vergaderen over een nieuwe zeilcompetitie voor skûtsjes. In tegenstelling tot de SKS moet dit kampioenschap een open karakter krijgen. Iedereen met een door de vereniging goedgekeurd skûtsje mag meedoen. Aan de officiële statuten wordt nog gewerkt, maar de Iepen Fryske Kampioenskippen Skûtsjesilen zijn alvast een feit.
Voorjaar 1981
Een nieuwe zomer, een verse SKS. Dus meldt Gerrit Roosjen uit Franeker zich nogmaals aan voor de skûtsjewedstrijden. Hij vangt bot. Alweer. De SKS-vloot zit met 14 skûtsjes op een aantal smalle wateren tot de nok toe vol. Roosjen is niet de enige die nul op het request krijgt. Al vanaf 1978 probeert een groepje zeilers toegelaten te worden tot de SKS en steeds klinkt hetzelfde antwoord: er kunnen niet meer skûtsjes bij en het unieke karakter van de SKS moet blijven zoals het is.
Een plan dat de gemoederen flink bezighoudt
De ‘nee’ die Roosjen keer op keer te horen krijgt, zorgt ervoor dat hij in 1981 zijn eigen plan begint te smeden. Een plan dat vandaag exact 40 jaar geleden in De Hinde beklonken wordt. Een plan ook dat de gemoederen flink bezighoudt, want is er wel plek in Friesland voor twee skûtsjecompetities? En hoe Fries is deze tak van de sport eigenlijk nog als er ook Hollanders aan meedoen? Discussies, gemopper en onderling gedoe kunnen niet voorkomen dat de IFKS in de zomer van 1982 aan zijn eerste kampioenschap begint. Op dinsdag 10 augustus verschijnen zestien skûtsjes aan de start. Een aantal dat in de daaropvolgende edities snel zal oplopen. Nog geen drie jaar na het eerste kampioenschap wordt besloten om de vloot in twee klassen te verdelen.
Groter en professioneler
Het uitdijen van de IFKS-vloot vraagt om meer oog voor eerlijkheid en veiligheid. Vanaf 1992 bepaalt een formule de maximale grootte van de zeilen op een skûtsje en in 1993 wordt de C-klasse toegevoegd (de IFKS telt dat jaar 46 deelnemers), gevolgd door een klasse B-klein in 1994 (de latere kleine A).
Een golf aan boetes
De IFKS komt steeds sterker in het zadel. De groeiende vloot én schare fans laten zien dat er wel degelijk plek is voor twee kampioenschappen skûtsjesilen in Friesland. En met de komst van de IFKS is er alleen maar meer ruimte ontstaan voor het behoud van traditionele skûtsjes. Dit zorgt in 2003 overigens wel voor een golf aan boetes. Volgens de Binnenschepenwet moet een skûtsje varend met passagiers namelijk een reling van 90 centimeter hebben, maar dat past uiteraard niet in het authentieke karakter. Tot dan toe worden de skûtsjes zonder reling gedoogd, maar in dit jaar besluit de politie tot handhaving over te gaan. De skûtsje-organisaties en de bedrijfstak vragen in Den Haag met succes om een aanpassing van de eisen.
Buiten de provincie
Inmiddels zijn de skûtsjes ook een graag geziene gast op andere wateren in Nederland. Zo zeilen tien IFKS-skûtsjes in 2010 een wedstrijd tijdens SAIL Amsterdam en de Kralingse Plas bij Rotterdam wordt in 2013 het decor voor een aantal IFKS-wedstrijden.
De kampioenen
Het is Nico Hoek van de Lutgerdina Smeltekop die in 1982 samen met zijn bemanning de eerste IFKS op zijn naam schrijft. En in 1983 doen ze dat nog een keer. In 1984 neemt Age Bandstra de titel over. In totaal weet hij vier kampioenschappen te winnen. Dat record wordt pas in 2011 verbroken als Sieb Meijer voor de vijfde keer kampioen wordt in de A-klasse. Maar de kampioen der kampioenen is tot op de dag van vandaag Tony Brundel. Hij wint in totaal zes keer het IFKS-kampioenschap in de grote A.
Vier decennia
In vier decennia IFKS is er gestreden en gewonnen, zijn er protesten uitgevochten en feesten gevierd, werden leden (soms zeer kortstondig) geroyeerd en financiële tegenvallers gepareerd. Er kwam een juryboot (2016), na 37 jaar werd er voor het eerst ook op zondag gestreden (2018) en een pandemie zorgde voor twee zeil-lose zomers. Het waren alles behalve saaie decennia, een bijzonder tijdperk dat nog lang niet op z’n retour is.