75 jaar sks

Wiemer Hoekstra met negentig lentes jong nog altijd fanatiek

Geboren en getogen op een skûtsje

De SKS bestond nog niet, maar begin twintigste eeuw werden er al regelmatig wedstrijden gezeild. Deed je het goed, dan kon moeder de vrouw een flinke duit aan prijzengeld in haar beurs stoppen. Bang dat het anders aan de toog verloren zou gaan. Als zoon uit een echt skûtsjegezin zeilde Wiemer Hoekstra (90) uit Drachten ook mee aan die voorlopers van de SKS kampioenschappen.

“Ik ben op een skûtsje geboren, maar van die gebeurtenis weet ik zelf niet zoveel meer.” In de woonkamer van Wiemer en Nanke Hoekstra vult de tafel zich al snel met stapels fotoboeken. Een sloot aan herinneringen. Beide zijn de negentig gepasseerd, dus voor sommige verhalen gaan we bijna een eeuw terug in de tijd. “Ik was vijf of zes toen ik een keer met Ulbe Zwaga mee mocht.” Wiemer Hoekstra weet het zich nog helder voor de geest te halen. “Hij zeilde met de ‘grote groene’ en mijn vader was zijn schotenman. Zelf vervoerden we inmiddels vracht met een tjalk, daarom gingen we tijdens wedstrijden met anderen mee. Veel mensen vonden de Zwaga’s apart, maar wij konden goed met ze overweg. Ulbe liet me die wedstrijd in de doorgang zitten, de ruimte tussen roef en laadruim. Dat was 1935.”

Het waait die dag flink, maar de kleine Wiemer vindt het prachtig. Op zijn dertiende kan hij eindelijk zelf als bemanningslid meedoen aan wedstrijden. Het is dan 1942 en al even oorlog in ons land.

Onder zeil door de oorlog

“In die oorlogsjaren konden we niet meer op de motor varen, dus kocht mijn vader een mooi, groot zeil. Dat leenden we uit voor wedstrijden. Zo ging dat, de schippers van toen leenden alles bij mekaar. Mijn broer en ik hielpen met het oversjouwen van materiaal en het weer optuigen van het skûtsje.” De broertjes Hoekstra, 20 en 13, worden gevraagd om mee te zeilen. “Peilers hadden ze toen nog niet, maar ik kon het zwaard in het water trappen en moest dan mijn hand erop houden”, vertelt Wiemer Hoekstra. “Lag ik daar plat op mijn bealch in de gaten te houden of het zwaard de bodem raakte, maar de schipper was me altijd voor. Voordat ik ook maar ‘swurd oan ‘e grûn’ kon roepen, had hij het al aan het roer gevoeld.”

‘Het peilen is door de oude Lodewijk uitgevonden’

“Tegenwoordig peilen ze. Dat heeft de oude Lodewijk (Meeter, red.) uitgevonden. Het zijn slimme mannetjes hoor, die Meeters. Zo waren we een keer op de Sânemar. Het was bladstil en we lagen daar maar te dobberen. Stiekem kwam daar de LM steeds dichterbij. We begrepen er helemaal niets van. Er stond geen zuchtje wind! Toen zagen we bij het zwaard iemand ‘peilen’. Die hielp het skûtsje een beetje vooruit.”

Houd het zeilende

Omdat de schepen met hun vracht een belangrijke tak van vervoer vormen, mogen de families blijven varen van de Duitsers. Oorlog of niet, het werk gaat gewoon door. Hetzelfde geldt voor de wedstrijden. De jaren onder het juk van de bezetter maken van de nog jonge Wiemer zelfs een betere zeiler: “Omdat er geen ‘motorspul’ meer te verkrijgen was, moest alles onder zeil. En zolang je het zeilende kon houden, hoefde je niet te duwen of te trekken.” Maar naarmate de oorlog vordert, de geallieerden optrekken en de Duitsers in paniek raken, wordt het vrachtvervoer steeds vervelender. “De geallieerden schoten vanuit de lucht op alles wat maar bewoog. We zagen ze overvliegen en weer terugkomen. Dan riep mijn vader dat we eraf moesten, lieten we snel het tuig naar beneden en gingen we het land in. Zat mem weer in het prikkeldraad. Dat soort dingen. En het gebeurde steeds vaker. Tot mem er genoeg van had. Toen hebben we achter Earnewâld enkele maanden verscholen gelegen.”

Op zoek naar vertier

Ondanks de oorlog, de grillige omstandigheden en gevaarlijke situaties, gaat ook het wedstrijdzeilen door. De mensen willen wat doen, de Duitsers laten het toe en het prijzengeld loont. Meer dan eens worden er op vrijdagochtend nog ladingen gelost om vervolgens als de bliksem aan de grote schoonmaak te beginnen. Hoekstra: “Er was niet altijd tijd om het onderwaterschip schoon te boenen, dus dan zeilde de schipper het schip door een paar rietkragen. In andere gevallen trokken we het skûtsje met de lier scheef tegen de wal op, zodat we de onderkant konden schrobben.”

Los van stuurboord/bakboordsituaties zijn er in die tijd geen reglementen. Het gaat om het recht van de sterkste. Volgens Hoekstra ging dat best goed: “We zaten weleens op een ander skûtsje, maar dat gebeurt nu ook. Wat dat betreft is er in 75 jaar niet veel veranderd. En ook toen kon je bijvoorbeeld Grou even in. En even werd ook weleens een hele nacht.” Er is vriendschap in de vloot, maar natuurlijk ook concurrentie. Helemaal na het oprichten van de SKS, als er steeds vaker tegen schippers uit andere hoeken van de provincie gezeild wordt. Hoekstra: “We vlogen van hot naar her. Grou, Earnewâld dan door naar de Hegemer Mar. Daar, in de Súdwest-hoeke, hadden ze het niet zo op ons Wâldminsken. Volgens hen bakten we er niets van. Maar we hebben altijd mooi gezeild. Ook als dat achterin was. Daar streden we net zo hard om een achtste of negende plek.”

‘Toen Klaas van der Meulen overleed, was de zomer in de war’

Op zijn 64e, na vijf decennia op het Drachtster skûtsje, stopt Wiemer Hoekstra met het skûtsjesilen. Het lichaam werkt niet altijd meer mee; de leeftijd gaat tegenzitten. Hij kan terugkijken op vijftig bijzondere jaren met mooie en minder mooie gebeurtenissen die de revue passeren. Een groot dieptepunt is het overlijden van Klaas van der Meulen in 1973. De schipper van het skûtsje van Woudsend sterft in het harnas aan een hartaanval. Het zal Hoekstra altijd bijblijven: “We hadden in de gaten dat er paniek bij hen aan boord was, maar we konden niet zien wat er precies gebeurde. Pas aan wal hoorden we het slechte nieuws. Toen was ik er wel even af. Dat waren zeilers, de mensen die erbij hoorden. Als één van hen wegvalt, dan is de zomer in de war. Nee, ik ben er niet anders van gaan zeilen. Zodra we op het skûtsje zaten, deed je weer gewoon wat je altijd deed.”

Met dieven vang je dieven

Na zijn jaren als bemanningslid, neemt Hoekstra plaats in de originaliteitscommissie van de SKS. “Dan moest de helm soms wel op hoor. Schippers zijn vernuftig met hun aanpassinkjes en trucjes en het was aan ons om daar controle op te houden. Dan werden ze weleens kwaad. Zelf waren we natuurlijk precies zo in de jaren dat we zeilden. ‘Met dieven vang je dieven’, zei de voorzitter. Daarom moesten wij ook in die commissie.”

Geen tijd voor sentimenteel gedoe

Negentig is ook maar een getal. In de huiskamer in Drachten zitten twee behoorlijk kwieke mensen, die nog ieder jaar veel plezier beleven aan het skûtsjesilen. Mist Hoekstra het zeilen nog weleens? “Ah nee juh, ophouden is ophouden.” Of klinkt daar toch een maar? “Soms, als ik er naar zit te kijken… maar ja, je moet niet sentimenteel doen. We zitten tegenwoordig op een rondvaartboot tijdens de SKS. Dat is een pracht, met wat van die oude sokken bij elkaar die de wedstrijd proberen te voorspellen. Dan hebben we er soms ruzie om. Ja, we blijven fanatiek.”

Het vastgelopen skûtsje wordt een beetje geholpen. Foto: privéfoto Wiemer Hoekstra
Wiemer Hoekstra. Foto: Afke Boven

 

Show More

Related Articles

Geef een reactie

Back to top button
Close
Close