Algemeen

“Na Dokkum werd de tocht zwaarder en pijnlijker”

Het verhaal van schippersvrouw Anna van Hijum-Boonstra

Ruw, robuust, koud en bar. Het leven aan boord van een skûtsje was anno 1920 vaak hard, zo niet bikkelhard. Maar naast elke skûtsjeschipper stond meer dan eens een sterke vrouw. Een echtgenote of dochter die het schip varende kon houden en daarmee het bedrijf draaiende. De rol van deze vrouwen blijft vaak onderbelicht, maar was allesbehalve bescheiden. In het boek ‘Schippersvrouwen, verhalen boven water’ van Sippy Tigchelaar en Alice Booij, vertellen vijftien vrouwen hun indrukwekkende

Dertig jaar geleden komt journalist Sippy Tigchelaar in contact met schippersdochter Anna. Ze is diep geraakt door haar verhaal. “Ik zat naast haar en ze bladerde door een boekwerkje met jeugdherinneringen. Ze had er zelf foto’s bij geplakt.” Het zijn niet de originele schriftjes waarin Anna als kind elke dag alle kleine dingen die ze meemaakt opschrijft. Die dagboeken verscheurt ze vlak voor haar trouwen in 1938. “Niemand hoefde te lezen wat ik heb beleefd en wat mijn gedachten waren”, vertelt ze in het gesprek met Sippy. “Weg alle jeugdherinneringen. Stom van mij, want later kreeg ik er spijt van.” Dus begint Anna op haar oude dag opnieuw met het opschrijven van haar levensverhaal.

Anna van Hijum-Boonstra

Terug in de tijd
We stappen aan boord van skûtsje ‘De Tijd Zal Het Leren’, waar de ouders van Anna turf mee vervoeren en hun enige dochter al snel de taken van de feint toebedeeld krijgt. “Na mij kwamen er geen kinderen meer. Ik voelde me vaak alleen en eenzaam, had geen broertje of zusje om mee te praten of te spelen. Daarom schreef ik alles op wat ik beleefde, schriften vol.” 

“Gaandeweg leerde ik veel. Niet op school, maar in de praktijk. We haalden de turf doorgaans uit Valthermond in Drenthe. We hadden een week nodig om er te komen, het laden kostte een dag en dan voeren we weer terug naar Blije. Daardoor kon ik niet vaak naar school. In Blije werd de turf in een week gelost en bij de mensen gebracht. In die week volgde ik het ligplaatsonderwijs. Als een schip ergens meer dan twee dagen lag dan konden schipperskinderen, zoals ik, naar de plaatselijke school.”

“Het meeste schippersvolk ging met het gat overboord, mannen én vrouwen”

 

De durk
Anna slaapt in de durk, onder het voordek. Ze heeft er haar eigen plek. “Vanuit de durk kon je in een kast komen die heit had gemaakt. Daarin stond het privaat. Dat was modern. Het meeste schippersvolk ging in de regel met het gat overboord. Vrouwen net zo goed als mannen.”

Anna met haar ouders.

In het veen maakt Anna kennis met arbeidersvrouwen die hun baby’s in een kruiwagen meenemen. Ze werken met hun mannen in het veen en passen tegelijk op hun kinderen. “Als ze de baby de borst gaven stond ik er bovenop. Zoiets had ik nog nooit gezien. Toen ik mem op een keer vroeg of zij ook borsten had, kreeg ik als antwoord zo’n klap tegen mijn hoofd, dat het me de volgende dag nog zeer deed. Ik durfde er nooit meer naar te vragen.”

“Toen ik acht jaar was moest ik samen met de knecht het schip trekken. Ik liep voorop in de beage en had het daardoor gemakkelijker dan de feint. Maar vanaf mijn tiende moest ik ook de bruggen opendraaien. En dat waren er nogal wat in Drenthe. Dan ging ik uit de beage, draafde naar de brug, draaide die open en dicht om vervolgens het schip weer te trekken.” In het trekzeel is er alle tijd voor gesprekken met de knecht. “We spraken over seks natuurlijk. Van verschillende feinten heb ik het een en ander gehoord en geleerd.”

Aan het werk
Na de lagere school moet Anna aan het werk bij heit. De feint gaat van boord en zij neemt zijn werk over. “Daar had ik helemaal geen zin in!  Ik wilde veel liever naar school, al was dat ook maar eens in de drie weken. Maar arbeiderskinderen en meisjes zoals ik gingen niet naar de Mulo.” 

“Ik heb 7 jaar als feint met heit gevaren. Als we met het lege schip naar het veen voeren, hadden we bijna altijd voor de wind en konden we zeilen. Tot Dokkum, dan werd het zwaarder en pijnlijker. Voordat we in Stroobos waren moesten we onder tweeëntwintig bruggen door. Dus zeil, fok en mast naar beneden en daarna weer omhoog. Dat was voor mijn kleine handen een hele toer, vooral als het touwwerk een beetje bevroren was. Dan gingen mijn handen kapot en dat deed verrekte zeer.” 

“We wilden wel gang in het schip houden, dus aten en trokken heit en ik om de beurt”

“Op de terugweg hadden we vaak tegenwind. Dan kon er niet gezeild worden en liep ik weer in de beage. Bij bruggen gooide ik de lijn waarmee ik het schip trok, op het voordek. Het skûtsje moest vaart houden zodat het op eigen kracht de brug kon passeren. Zodra het skûtsje eronderdoor was, draaide ik de brug weer dicht, rende naar voren en kreeg dan de beage weer toegesmeten. Terug van Stroobos naar Dokkum moesten we twee dagen trekken. Dat waren soms dagen van 16 uur. We wilden wel gang in het schip houden, dus aten en trokken heit en ik om de beurt.”

“Op een gegeven moment is mijn moeder om gezondheidsredenen aan de wal gaan wonen. Ik was toen niet alleen knecht, ik kookte het eten en deed de was. Mijn taak aan boord werd steeds zwaarder, toch lukte het om ook nog wat naailessen te volgen. Ik begrijp niet hoe ik het allemaal gedaan heb. Toen ik achttien was kon ik patroontekenen, stof knippen en kleding naaien. Op een bepaald moment stelde heit voor om het schip te verkopen. Ik kon toen geld verdienen met naaiwerk voor anderen en ik gaf zelf naailes. Het duurde niet lang of ik had het er smoordruk mee.”

Groot gezin
“Ik kreeg verkering met Fokke van Hijum. Fokke ventte met kruidenierswaren. Bij mijn vader heb ik nooit veel verdiend, maar heit had gelukkig wel wat spaargeld. Hij kocht een stukje grond in Rinsumageast en liet er een winkel met woonhuis voor ons op bouwen.” 

Anna en Fokke trouwen op 10 november 1939. Ze krijgen veertien kinderen van wie er twee op jonge leeftijd overlijden. Als ze stopt met schrijven, hebben ze 37 kleinkinderen en 10 achterkleinkinderen. En Anna, die op jonge leeftijd nauwelijks de kans had om naar school te gaan, haalt op haar 65ste alsnog het MAVO-diploma, vier jaar later het HAVO-diploma en nog later leert ze samen met haar kleinkinderen Latijn en Grieks. Anna is in 2009 overleden.

Schippersvrouwen
Het hele verhaal van Anna (en veertien andere skûtsjevrouwen) staat in het boek ‘Schippersvrouwen – Verhalen boven water’. Het boek is verkrijgbaar bij de boekhandel. Uitgeverij Noordboek, ISBN: 9789464710076.
Sippy Tigchelaar geeft door het hele land lezingen over de schippersvrouwen. Sippy: “Hoe meer we deze vrouwen onder de aandacht brengen, hoe beter. Dat verdienen ze, want ze hebben een grote rol gespeeld in de Friese economie.” Kijk voor meer info op www.sippytigchelaar.nl.

Tags
Show More

Related Articles

Geef een reactie

Check dit ook
Close
Back to top button
Close
Close