SKS

De zeilhijsers: altijd klaar voor de start!

Ze behoren tot de sterkste mannen van de vloot die in korte tijd en onder hoge druk moeten presteren. Ondertussen kijken duizenden ogen gespannen mee, want het publiek weet ook: deze bemanningsleden bepalen het succes van de wal- en sleepstarten. Wie draait de zeilen het eerste omhoog en welk skûtsje is dus het snelste weg?   

BENNIE AREMA EN RIMMER BLES
‘Wij kunnen dit sneller’ bluften Bennie Arema en Rimmer Bles als kleine jongetjes, als ze anderen de zeilen zagen hijsen. Anno nu maken ze het waar. Op het Drachtster skûtsje staat een bloedfanatiek, goed op elkaar ingespeeld duo klaar om gas te geven.

Bennie Arema en Rimmer Bles op het skûtsje van Drachten, foto: Martin de Jong.

De zenuwen
“Een week voor de SKS hebben we het erover en komen de zenuwen: we moeten een snelle tijd neerzetten. De spanning neemt toe als Jeroen (Pietersma, schipper, red.) in Grou het lootje uit de pet haalt. Dat bepaalt de start- en finishplek. De maandagochtend op de Veenhoop draaien we het spul rustig omhoog om de armen warm te krijgen. Tijdens de maaltijd op het volgschip eten Rimmer en ik niet al te veel. Met te veel druk op de maag word je duizelig en dan ligt het eten weer op het dek. Ergens op een plekje apart in de zitzak zoeken we de focusmodus.”

Alles checken
“Spanning is er ook als we het skûtsje klaarleggen voor de start. Op de Veenhoop gebeurt het lieren aan de kant van het publiek. We krijgen veel grappige commentaren, omdat iedereen nog wat jolig is de dag na het festival. Eerst laten we het zeil heel langzaam zakken. Vervolgens checken we alles. Staat de lier in de goede stand? Ligt het zeil op de goede plek en kan het niet blijven haken? We willen 100% zeker weten dat niets fout kan gaan.” 

“Keihard dat ding omhoog draaien en volhouden!”

Aftellen
“Als het 10-minutenschot klinkt, zonderen we ons af. We nemen nog een blikje energiedrank voor het laatste stukje focus. Zodra het 5-minutenschot klinkt nemen we onze plek in. Onze uitkijk Ale staat klaar met de stopwatch en telt af. Bij tien seconden staan we klaar. Zodra hij ‘één’ zegt begin ik. Keihard dat ding omhoog en volhouden! Ik draai met twee handen. Rimmer neemt het over als ik niet meer kan. Als hij naast me staat, haal ik één hand eraf. Samen draaien we een aantal slagen door, zodat we geen kracht verliezen. Tenslotte roep ik ‘ja’ en neemt Rimmer het over.”

“Om de zeilen te hijsen heb je zowel conditie als kracht nodig. Het eerste stuk vraagt niet veel kracht, maar wel conditie. Dat stuk neem ik voor mijn rekening. Daarna komt Rimmer, want die is wat sterker. We zijn een mooi combi.”

DOUWE T. VISSER
Aan boord van het Grouster skûtsje is een team van zes man verantwoordelijk voor de lier bij de wal- en sleepstarten. Eén van hen is Douwe T. Visser, neef van schipper Douwe. Van de 36 jaar dat hij aan boord zit, hijst hij al evenzoveel jaren de fok. 

Douwe aan boord van het Grouster skûtsje, foto: Martin de Jong.

Rituelen
“In de ochtend en ‘s middags bij het eten heb ik nog geen last van zenuwen. Ook niet als we in Earnewâld met z’n allen 45 minuten aan de steiger liggen te wachten. Tot het 10-minutenschot hebben we zo onze rituelen. We lopen wat heen en weer over het dek, geven elkaar een vuist of een hug, gaan nog even plassen en we checken of we alles hebben geregeld? Hoe staat het met de lieren? Liggen de handschoenen klaar? We hebben wat ‘ouwewijvenpraat’ onderling of maken een praatje via het achterdek met de achtergangers.”

“Als het misgaat vloek je even, maar elke seconde telt” 

Als een raket erbij
“Vlak voor het 10-minutenschot zetten we de vaarboom klaar om de kop van het skûtsje omhoog te kunnen drukken. Na dat eerste schot komt de adrenaline. We nemen nog een slok water en gaan met zijn zessen om de mast heen staan. Drie man bij de lier, een bij de mast om het gaffellijntje strak te houden. Ik sta klaar met de fokkeval in de hand. Werkhandschoenen aan, want een staaldraadje van 8 millimeter pak je niet lekker beet en er zit ook wel eens een staalbijter. Als de situatie het toelaat trekken we, zodra het schot klinkt, als een raket de fok erbij. Soms moet het even wat langzamer om de verhouding tussen fok en grootzeil goed te houden. Als de fok boven is, draaien de andere jongens zich het leplazarus om het tuig zo snel mogelijk omhoog te krijgen. De man van de hoofdlieren doet het laatste stukje en de nok. Tenslotte de fokkeval erbij. Je wilt snel, snel, snel, maar met beleid. Als het misgaat of de pal vliegt van de lier, ben je verder van huis. Dat hadden we in 2022. Dan vloek je even en gelijk het spul er weer bij. Elke seconde telt.”

Oefenen
“Ik heb geen tijd om naar een krachthonk te gaan. Trainen op kracht zit er al jaren in. Wat we wel eens doen, is voor de walstartwedstrijd even oefenen met z’n allen. Maar ach, ik doe dit al jaren en het is ook een beetje techniek. De fok weegt circa 65 kilo, met mijn 110 kilo heb ik die er zo bij.” 

JAN TJITTE BROUWER
Schipper Johannes Meeter noemt en roemt Jan Tjitte Brouwer van ‘It Doarp Huzum’ als sterkste man van de vloot. “Ik ben inderdaad de enige die in één keer het hele spul omhoog draait.” 

Jan Tjitte Brouwer van ‘It Doarp Huzum’, foto: Martin de Jong.

In één keer
“Anderen zeggen wel eens tegen me ‘je bent gek, er zijn meer die het kunnen’, maar het gaat me gemakkelijk af en voor mij is het de sport om mezelf uit te dagen. Dat de camera’s op dat moment meekijken, weet ik, maar ik doe het niet voor de camera’s. Al zal het vast prachtige foto’s opleveren. Ik doe het voor het skûtsje. Ik wil zorgen dat het schip zo snel mogelijk bij de finish komt. Vooraf laad ik me op door me af te zonderen van de rest. Ik reguleer mijn ademhaling, diep in en diep uit, om zoveel mogelijk lucht te krijgen. Dertig seconden voor de start pak ik mijn plek, zodat ik klaar ben als het startschot valt.”

“Ik doe het niet voor de camera’s, ik doe het voor het skûtsje”

Het zeil op z’n plek
“Eén van de andere bemanningsleden doet het eerste stuk. Dat gaat nog heel licht. Op een bepaald moment geeft hij aan: ik ben bijna zover. Vervolgens doet hij een stapje naar achteren en brengt zijn hand naar de buitenkant van het jaagwiel. Het ritme heb ik dan al voor ogen. Als hij ‘ja’ zegt neem ik het wiel in hetzelfde tempo over. Vaak weet ik zelfs nog te versnellen en ram ik het zeil op z’n plek.”

Met de vuist op de luiken
“Als het niet goed gaat, kan ik flink kwaad worden. Maar de regel aan boord is: knop omzetten en doorgaan met de wedstrijd. Daarna is er tijd om na te praten. Dan sla ik alsnog met de vuist op de luiken. Maar na vijf minuten napraten is het wel klaar.”

“Ik heb geen breed postuur en trainen op kracht doe ik niet. Wel heb ik veel kracht in mijn handen. De anderen op het skûtsje hebben een Baco nodig om een harp los te krijgen, ik doe het met mijn handen. Eigenlijk heeft het opdraaien van de zeilen meer met uithoudingsvermogen te maken dan met kracht. Het komt vooral op de ademhaling aan.”

RIEMER DIJKSTRA EN WILLEM POSTMA
Het is wel even spannend, zo rond de walstart, dat kunnen Riemer Dijkstra en Willem Postma volmonding beamen. Zij doen de hijs op het Akkrumer skûtsje. Een duo dat goed op elkaar is afgestemd. 

Riemer Dijkstra en Willem Postma op het skûtsje van Akkrum, foto: Martin de Jong.

Zenuwpees momentje
“De start is altijd een zenuwpees momentje. Tot vijf minuten voor de start heb ik bijna geen lucht. Er zijn een hoop ogen op je gericht, maar op dat moment ben je daar niet mee bezig. Lui aan de wal die ‘zet ‘m op’ schreeuwen, hoor je niet meer. Je maakt je eigen wereldje, concentreert je op wat je moet doen. Zodra het startschot klinkt ga je vol gas bezig. Dan pompen we elkaar op. Schreeuwen we dingen als ‘kop erbij’, ‘toe maar’ en ‘zet ‘m op’. Je wilt als eerste omhoog wezen.”

“Kracht én karakter, want we gaan tot het gaatje”

Ruilen
Willem begint en Riemer staat bij de lierdraden. “Riemer zorgt dat ze goed op de rol komen. Als ze daar al in de knoop zitten, gaat het hele gebeuren niet goed. Net voordat je buiten adem raakt, moet je ruilen. Dan heb je daarna nog energie voor een tweede keer. Normaal wissel ik van hand tijdens het lieren, maar bij de wal- en sleepstart doe ik dat niet, omdat Riemer het moet overpakken. Als je klaar bent met het hijsen, moet je nog trimmen. Pas daarna krijg je het iets rustiger en kun je op adem komen. Gaat het een keertje mis, dan moet je ervoor zorgen dat je niet te veel plaatsen verliest. Rustig blijven en hoofd erbij houden. Na afloop bespreken we wat minder goed ging en dat nemen we mee naar een volgende keer.”

Oefenen op overpakken
“Naar de sportschool gaan we niet. In het voorseizoen starten we met trainen en dat bouwen we op. Soms oefenen we het hijsen. Vooral het overpakken, want als dat misgaat ben je zomaar een aantal seconden kwijt. We timen ook weleens. Maar een training is nooit hetzelfde als een echte start. Eigenlijk gaat het meer over uithoudingsvermogen. Pas op het laatste stukje komt er kracht én karakter bij kijken, want we gaan tot het gaatje.”

Lees ook:
Peilers: de bikkels van de vloot
Adviseurs: verlengstuk van de schipper

Tags
Show More

Related Articles

Geef een reactie

Back to top button
Close
Close