Wat in 1945 begon als een initiatief om de skûtsjes weer te laten zeilen, is uitgegroeid tot een bruisende traditie die door talloze vrijwilligers en zeilers met hart en ziel wordt gedragen. Achter elke zeilwedstrijd en elk skûtsje gaat een toegewijde groep mensen schuil die de zeilsport levend houden, generatie na generatie. Dit artikel brengt een ode aan hen die, vaak onopgemerkt, zorgen voor het leven in de zeilerij.
Deze rijke geschiedenis en de levendige traditie van het skûtsjesilen worden niet alleen op het water voortgezet, maar ook op andere plekken gekoesterd. Een voorbeeld hiervan is het Skûtsjemuseum in Earnewâld, dat een belangrijke rol speelt in het bewaren en uitdragen van het verhaal van de skûtsjes en hun bemanning. “Is een Skûtsjemuseum nou echt nodig? Er is toch al een Fries Scheepvaartmuseum,” kreeg Age Veldboom destijds te horen. Hij hield vol: in 1998 opende het Skûtsjemuseum de deuren. In het museum is nu de wisselexpositie ‘Tachtig jier sile yn frijheit’ van de SKS te zien. Op de zolderverdieping hangt bovendien een tijdlijn die memorabele momenten uit de tachtigjarige SKS-historie zichtbaar maakt.
GERBEN VAN MANEN
“Na de Tweede Wereldoorlog, in de tijd van de wederopbouw, bedacht Gerben Van Manen dat het skûtsjesilen maar eens goed georganiseerd moest worden. Een Sintrale Kommisje Skûtsjesilen zou een reeks van wedstrijden moeten organiseren, waarbij steeds dezelfde reglementen zouden gelden.
Na die reeks zou opgeteld worden wie de meeste wedstrijden had gewonnen,” markeert Age het begin van de SKS. “Deze impuls was hard nodig, want in de wederopbouwjaren dachten veel schippers ‘weg met die oude meuk’: ze wilden de mast in de kachel gooien en het zeil als dekkleed gebruiken, en een motor in het schip bouwen. In 1953 deden er nog maar vier skûtsjes mee.”
VEEL VERANDERINGEN
In 80 jaar SKS is er veel veranderd, weet Age. “Vroeger zeilden schipper en bemanning maar een paar keer tijdens de zomer. Nu zijn ze het hele jaar door bezig met voorbereidingen op de SKS. Vroeger sliep de bemanning met tentjes in het volgschip. Tegenwoordig ligt er een hele vloot kruisers om het volgschip heen. Anno nu vliegen veel skûtsjes een cateraar in voor de maaltijden. Eerder zorgden de vrouwen van de schipper en de bemanning voor het eten.”
‘IK KAN NIET ZONDER’
Een van hen is Mieneke Woudstra. Samen met haar man Rinus is ze al veertig jaar lang een vaste waarde in de vloot rondom het Ljouwerter skûtsje en het volgschip ‘de Vrouwe Nieske’. Als eerbetoon hangt een schilderij van Mieneke en Rinus in het olgschip. Oud SKS-verslaggeefster Sippie Tichelaar gaf Mieneke zelfs de eretitel ‘de mem fan it Ljouwerter skûtsje’. Mieneke bekommert zich inmiddels vier decennia samen met de vrouwen van de schipper en de bemanning om het eten van de bemanning van het Ljouwerter skûtsje. “Ik kan niet zonder,” lacht Mieneke terwijl ze trots het prachtige ruim van de Vrouwe Nieske laat zien. “Hier zitten dan zo’n dertig man aan tafel.”
‘WE DOEN HET MET Z’N ALLEN’
Koken voor zoveel mensen is volgens Mieneke prima te doen. “We doen het samen: de één verzorgt het ontbijt, de ander bereidt de warme maaltijd van twaalf uur, en weer een ander zorgt voor de hapjes na de wedstrijd.” Mieneke prijst zich rijk met de faciliteiten van de Vrouwe Nieske die helemaal door vrijwilligers opgeknapt is nadat het begin 2021 was gezonken. “Vroeger wasten we af met de hand, nu hebben we een afwasmachine. Vroeger kookten we op een aantal pitjes, nu hebben we een professionele keuken.”
STIMPSTAMP
Moeilijke eters komt Mieneke amper tegen. “Eén keer was er een bemanningslid dat geen groente lustte. Die kreeg elke dag een aparte portie.” Lachend vervolgt ze: “Pake Ulbe was een liefhebber van snert, dus toen startten we de SKS met snert en eindigden we het kampioenschap met bruine bonen. Stimpstamp valt er bij edereen goed in.” Soms ook moesten Mieneke en de andere vrouwen improviseren. “We hadden een keer karbonades gebakken voor de volgende dag. Toen we die uit de koelkast haalden, waren ze door het warme weer bedorven. Toen hebben we maar gauw een soepje met broodjes gemaakt.” Traditiegetrouw verzorgt bemanningslid Alef een barbecue op de Veenhoop, Lemmer en de rustdag.
Rinus was jarenlang bemanningslid op het Ljouwerter Skûtsje. “Ik heb nog bij Rienk op het achterdek gezeten.” Tegenwoordig is hij lid van de ‘schaduwbemanning’ van de ‘Lytse Ljouwerter’. “We varen regelmatig met ploegjes mensen om wat extra geld binnen te halen. Vroeger deden we dat op het Ljouwerter Skûtsje. Sinds vijf jaar doen we het ploegje zeilen met dit loungeskûtsje. Zo voorkomen we schade aan het echte skûtsje; bovendien is het veiliger, omdat mensen laag kunnen zitten.” Rinus en ook oud-bemanningslid Herman kunnen regelmatig aan de bak. “In deze periode varen we soms wel vijf keer per week.”

OPVOLGING
Het Ljouwerter skûtsje weet zich gesteund door een enorme ploeg vrijwilligers die zich met hart en ziel inzetten om het skûtsje te laten varen en daar soms letterlijk een dagtaak aan hebben. Opvolging is een vraagstuk dat het bestuur bezighoudt. Ook de SKS stelt in haar toekomstplan, Koers 2040, dat ze meer jeugd wil betrekken bij het skûtsjesilen. De ruim vijftig vrijwilligers van het Skûtsjemuseum doen dat door van mei tot oktober kinderen uit groepen 5 t/m 8 te ontvangen. De rondleiders vertellen dan verhalen over het leven aan boord toen de skûtsjes nog met vracht voeren. Kinderen kunnen onder andere de werking van blokken ervaren, in de ‘beage’ open, touwknopen, kruiwagen met ‘turf’ rijden, fok hijsen en aan den lijve ervaren hoe klein de leefruimte in de roef was.




