“It roer út hannen, de seilen strutsen”, luidde de veelzeggende tekst op de rouwkaart van de op 27 mei op 87-jarige leeftijd overleden oud-skûtsjeschipper Joop Mink. Zoon Jitze vertelt wat voor man en zeiler zijn vader was en wat hij achtergelaten heeft voor het skûtsjesilen. Lessen die Jitze meeneemt naar het Langweerster skûtsje ‘de Jonge Jan’, waar nu ook zijn eigen zoon Joop op zeilt. Zo geeft hij de kennis van zijn vader door.
Joop Mink werd in 1976 gevraagd om schipper te worden op het Grouster skûtsje. Toen zoon Berend in 1988 het roer van hem overnam, werd hij zijn adviseur. Jitze, derde zoon op rij na Berend en Johannes, stapte in 1980 als ‘ranja jongen’ aan boord van dit skûtsje, waarop hij later onder andere lierenman en fokkenist was. In de roef luisterde Jitze vol aandacht naar wat zijn vader vertelde.
Hij wist waar hij het over had
“Mijn heit zei altijd: ‘zeilen kunnen de meeste mensen wel, hardzeilen kun je niet 1, 2, 3. Destijds was Grou het kleinste skûtsje van de vloot, maar daar kon heit mee omgaan. We zeilden altijd goed mee. Hij was een rustige man, die wist waar hij het over had. Hoe het zeil erop moest staan of de fok, het zwaard en de trim. Met licht weer kwam het er op aan om vlagen zien op te vangen en om te zetten in snelheid. Kijk, daar komt een vlaagje, zei hij dan. Een zwart vlaagje is een verkeerd vlaagje, een bruine een goed vlaagje. Met een bruin vlaagje moet je de fok wat laten gaan en druk opbouwen, zodat je de gang erin krijgt. Hij had ook goed in de smiezen hoe je moest zeilen op Eernewoude en de Veenhoop, waar je qua wind altijd rekening moet houden met hoekjes en bomen.”
Ambacht bijgebracht
“Heit heeft ons het ambacht van het skûtsjesilen bijgebracht. Hij sprak altijd over ‘befearne minsken’ Dat zijn mensen met veel ervaring; mensen die een landvast kunnen beleggen, die weten hoe je een schoot moet inrijgen, hoe je een knoop moet leggen, hoe je moet aanmeren en bomen.” Technieken en vaardigheden, die van essentieel belang waren voor de toenmalige beroepsschippers. Een steek moest je zò beleggen, dat die direct los ging op het moment dat het nodig was. Kennis die Jitze graag aannam van zijn vader. “Ik wilde leren en me de kneepjes van het vak eigen maken. Ik had wel in het achterhoofd dat ik misschien eens gevraagd kon worden schipper te worden.” Iets wat in 2007 ook gebeurde. “Tijdens mijn eerste jaar op de Halve Maan won ik direct mijn debuutwedstrijd. Dat was ongehoord.” Jitze verbaasde zijn bemanning regelmatig met wat hij had meegekregen van zijn vader. “Toen ik zei dat ze een bepaalde knoop twee keer om de vingers moesten draaien, zeiden ze: hoe doe je dat dan? Toen hebben we maar een avondje schiemanswerk georganiseerd .”
Peiler en zwaardenman kan het verschil maken
De komende SKS zeilen Jitze en zoon Joop mee op de Jonge Jan. “Onze Joop was 16 jaar toen hij zei: ik wil ook wel eens weten wat zeilen op een skûtsje is. Ikzelf was niet meer actief in de zeilerij. Maar Harmen Brouwer die ik goed ken had mensen nodig en wij hadden nog geen vakantieplannen. Nu zeilen we beiden mee.” Joop is peiler en in het skûtsjesilen wordt dat wel eens als een ondergeschikte functie gezien. Maar Jitze heeft van zijn vader geleerd hoe een peiler of een zwaardenman het verschil kan maken op ondiep wedstrijdwater, zoals dat van Eernewoude of Langweer. Breed lachend vertelt hij hoe het Grouster skûtsje op het modderige water van Eernewoude onderlangs een ander skûtsje ging. “Na de wedstrijd kwam de schipper van dat skûtsje bij Berend die toen schipper was: hoe konden jullie in vredesnaam onderdoor zeilen? Je moet tegen je zwaardenman zeggen, dat hij beter oplet, was het antwoord van adviseur heit Joop.” Door het zwaard te diep te steken, had de zwaardenman de snelheid van het skûtsje geremd.
Zoon Joop, die net als de rest van het gezin aandachtig heeft meegeluisterd naar de verhalen over zijn pake, slaat de informatie goed op. Die kan misschien goed van pas komen als hij later zelf aan het het roer zit.